Quevaucamps |
|
Quevaucamps is een zeer oude
lokaliteit, die doorsneden wordt door de steenweg van
Brunehaut. De naam “Equicampus”, “caballi campus”,
“Kevalcamps” in de XIde eeuw -
betekent ‘paardeveld’ of ‘paardenweide’.
In 1475 had de graaf van Vlaanderen de kastelenij, het
kasteel en de heerlijkheden van Blaton, Quevaucamps,
Wadelincourt, Grandglise, Feignies, Le Maisnil en een
gedeelte van Bernissart van de graaf van Henegouwen in leen.
Quevaucamps werd van de heerlijkheid Blaton afgescheiden
door Keizer Karel op 16 december 1545 en in leen gegeven aan
Filips van Croy, hertog van Aarschot, samen met Grandglise,
Feignies en Wadelincourt. Charles van Croy, hertog van
Aarschot, werd leenman van Quevaucamps op 30 juli 1597, door
het overlijden van Filips van Croy (zijn vader) die
gestorven was te Venetië in december 1595.
Toen Charles op zijn beurt stierf, werd de heerlijkheid op 7
juni 1613 door zijn erfgenamen openbaar verkocht en door Jan
van Merode, baron van Harchies, aangekocht voor Filips de la
Barre, heer van Maurage te Naast, die de leenformaliteiten
vervulde op 5 juni 1614.
Francois de la Barre, heer van Quevaucamps en Maurage,
bekwam dat de heerlijkheid Erquelinnes in 1722 tot
graafschap verheven werd.
De schepenzegels van Quevaucamps - waarvan afdrukken gehecht
zijn aan akten van 1569, 1621 en 1632 - droegen het
schild van Vlaanderen. Het Koninklijk Besluit van
erkenning van 12 juni 1911 heeft dit wapen lichtjes
gewijzigd, vermits de Vlaamse Leeuw geklauwd en getongd is
van sabel, en niet van keel.
Uit:
Max Servais: Wapenboek van de Provinciën en Gemeenten van
België, genummerd exemplaar.
|
|